Het pistool van een ‘Majoor der Chinezen’

(Dit artikel verscheen eerder in SAM 208)
 
Het pistool van dit artikel was ooit van Tan Sing Tian, Majoor der Chinezen in Soerabaja, in het voormalig Nederlands-Indië Dat staat er tenminste op. Maar wie was hij? En wat was een Majoor der Chinezen?
 
Door Bas Martens
 
Het pistool is een FN-Browning Model 1900 met serienummer 196838, gemaakt omstreeks 1905. Het wapen heeft parelmoeten grepen en is gegraveerd met lijngravures, die deels met goud zijn ingelegd. Boven de rechter greep is een nauwelijks zichtbare draak gegraveerd, boven de linker greep staan een kroon en de tekst:
 
TAN SING TIAN
MAJOOR DER CHINEZEN
SOERABAJA
 
Dat roept direct twee vragen op: wie was Tan Sing Tian, en wat was een Majoor der Chinezen? Die laatste vraag is het meest eenvoudig te beantwoorden.
Bij de stichting van Batavia, in 1619, waren daar al enkele honderden Chinese handelaren en ambachtslieden. Om die groeiende groep immigranten te leiden, wees Jan Pieterszoon Coen een invloedrijke koopman aan, die werd benoemd tot Kapitein Chinees, een civiel ambt met als titel een militaire rang.
Met de groei van de Chinese bevolking werden er in Batavia meer Chinese officieren benoemd, en kwamen ze ook op andere plaatsen op Java, zoals Semarang en Soerabaja. In een aantal van die steden leidde dat tot de oprichting van een Chinese Raad. Met de uitbreiding van het aantal officieren werd hun hoogste rang gewijzigd tot majoor.
De Chinese officieren hadden een aantal administratieve taken.1 Ze registreerden huwelijken en echtscheidingen, hielden toezicht op het Chinese onderwijs en beheerden begraafplaatsen en tempels. Ze regelden kleine civiele geschillen binnen de Chinese gemeenschap en adviseerden het Nederlandse koloniale bestuur. Ze fungeerden als intermediair tussen de koloniale regering en de Chinese gemeenschap.
Aan de ene kant hadden de officieren directe zeggenschap over hun ‘onderdanen’. Aan de andere kant werden ze geacht de instructies van het koloniale bestuur stipt uit te voeren. Voor de Nederlanders was het een beproefd systeem, dat ook bij de inlandse bevolking werd toegepast. Voor de Chinezen leverde het een zekere mate van onafhankelijkheid op. De eigen levensstijl, taal en gebruiken konden in stand worden gehouden, ook al omdat in elk geval in Batavia en Soerabaja het grootste deel van de Chinese bevolking in Chinese kampen woonde. Dat waren geen kampen in de huidige betekenis, maar door het koloniale bestuur aangewezen wijken of delen van de stad. Het systeem bleef in elk geval in Batavia tot aan de Tweede Wereldoorlog bestaan. In andere steden schijnt het in de jaren twintig en dertig geleidelijk te zijn opgeheven.
 
Majoor der Chinezen
Majoor der Chinezen was de hoogste Chinese positie in Nederlands Oost-Indië. Een officiersfunctie was lange tijd ook een van de meest prestigieuze posten, die vaak generaties lang door een handjevol families werd vervuld. Een officier had macht en invloed; de majoor het meest van allemaal. Een goede majoor kon veel voor zijn gemeenschap betekenen, maar de post kon ook leiden tot vriendjespolitiek en corruptie.
Zoals uit de gravering op het pistool blijkt, was Tan Sing Tian Majoor der Chinezen in Soerabaja. Over zijn carrière zijn slechts schaarse gegevens gevonden. Het meest uitgebreid is een Indonesische Facebook pagina.2 Daaruit blijkt dat Tan Sing Tian de functie maar kort vervulde.
En van zijn voorgangers, De Toan Tjiak, ging in 1894 failliet en werd opgevolgd door Ing Tie Tjay. Die bleek al snel buitengewoon impopulair; zodanig dat werd gedreigd hem te vermoorden. Zijn vervanger werd onze Tan Sing Tian, maar ook hij hield het niet lang vol. De Chinese gemeenschap vond dat haar belangen slecht werden gediend, en zo kwam er een nieuwe majoor, The Toan Ing, lid van een gerespecteerde officiersfamilie die de functie al in de 19de geruime tijd had vervuld. Daarmee keerde de rust terug.
Exacte jaartallen worden in deze bron niet genoemd. Een korte vermelding in een koloniale publicatie uit 1909 spreekt van wijlen Majoor Tan Sing Tian. Zijn functie als majoor heeft dus gelegen ergens tussen 1894 en 1909. Het pistool moet hij gekregen hebben na 1904/1905, het jaar waarin het wapen werd gemaakt.
 
Het Browning pistool
Dan is natuurlijk de vraag wie het pistool heeft laten graveren en wanneer het cadeau is gedaan. Aangezien er maar één naam op staat, ligt het voor de hand dat Tan Sing Tian de ontvanger was. Dat moet ergens tussen 1905 en 1909 zijn gebeurd.
De reden voor het geschenk is onbekend. Het kan een cadeau zijn geweest bij zijn aantreden, bij zijn aftreden, of een blijk van dank voor bewezen diensten. De gravering is aardig, maar niet van bijzonder hoge kwaliteit. Dat zal waarschijnlijk door een plaatselijke ambachtsman zijn gebeurd. Ook de parelmoeren grepen zijn waarschijnlijk op Java gemaakt. Het pistool heeft in de loop der tijd nogal geleden en het is dus lastig te zeggen hoeveel van de goudinleg is verdwenen.
Helaas is een aantal belangrijke vragen niet te beantwoorden. Het aardigst zou natuurlijk zijn om te weten wie het pistool cadeau heeft gedaan en waarom. Daar zullen we waarschijnlijk nooit meer achter komen. Evengoed is het mooi dat zo’n historisch stuk bewaard is gebleven. De Finnish Arms Museum Foundation, waar het nog steeds ligt, kocht het jaren geleden met een aantal andere Nederlands-Indische wapens in China.
 
Met dank aan de Finnish Arms Museum Foundation.
 
Noten
1. F. Remmers, ‘Apartheid in Batavia’, Historisch Nieuwsblad 1 (2010), op: https://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/26311/apartheid-in-batavia.html.
2. https://www.facebook.com/OpsirTionghoa/posts/603835572998599:0
 
In de brievenrubriek van SAM 209 verscheen op dit artikel de volgende aanvulling van lezer D.P.:

Beste heer Martens, met interesse las ik het artikel in SAM 208, over het pistool van een ‘Majoor der Chinezen’. Dit niet alleen omdat ik ook een FN Browning Model 1900 in de verzameling heb, maar ook vanwege een interesse in de geschiedenis van Nederlands Indië.
Ik zou graag nog het volgende willen aanvullen op de informatie in het artikel over Tan Sing Tian.
Volgens de Regeringsalmanak van Nederlandsch Indië uit 1905 werd Tan Sing Tian op 5 juni 1904 bevordert tot Majoor der Chinezen. Eerder was hij, zoals de Regeringsalmanak van 1904 nog vermeldt, Kapitein der Chinezen. In die functie was hij op 2 maart 1898 benoemd. De gelegenheid van deze bevordering in 1904 kan zeer wel de aanleiding zijn geweest om de gegraveerde Model 1900 als geschenk te hebben ontvangen.
 Verder kan aan de Regeringsalmanak van 1907 worden ontleend dat de functie van Majoor der Chinezen weer vacant is en dat op 20 juni 1906 Han Tjiong Khing in de functie van Kapitein der Chinezen is benoemd. Deze functie was vacant gebleven na de bevordering van Tan Sing Tian. Ook kan aan de Regeringsalmanak van 1907 worden ontleend dat Tan Sing Tian dan als lid deel is gaan uitmaken van de Gemeenteraad van Soerabaja. De laatste vermelding van Tan Sing Tian, als grondeigenaar, is in de Regeringsalmanak van 1908. Daarmee kan zijn overlijden inderdaad omstreeks 1908/1909 worden gepositioneerd.
De functie van Majoor der Chinezen heeft Tan Sing Tian dus maar kort, van 5 juni 1904 tot 20 juni 1906, bekleed. Gelet op het geschatte jaar van fabricage van het nummer 196838 en de tijd die nodig zal zijn geweest om het wapen te graveren, is 1905 wellicht het jaar van schenking geweest.